Lezen: Psalm 17, handig om die er bij te houden!
David beschrijft hier een vijand die in zijn leven probeert binnen te komen.
Het is dezelfde vijand die Petrus beschrijft als hij  in 1 Petrus 5:8 zegt:
Wees nuchter en waakzaam; want uw tegenpartij, de duivel, gaat rond als een brullende leeuw, op zoek naar wie hij zou kunnen verslinden.
Wellicht had Petrus Psalm 17 in gedachten gehad, toen hij dit opschreef.

In de verzen 12-14 van deze Psalm zie je een verwevenheid ontstaan tussen de tegenpartij, de duivel én de mensen die hij inspireert en gebruikt.
Het beeld is helder: de vijand is als een leeuw die ernaar verlangt te verscheuren, als een jonge leeuw die op verborgen plaatsen zit.

David vraagt God om verlossing, hij vraagt de Heer de strijd te strijden.
13. Sta op, HEERE, treed hem tegemoet, vel hem neer;
Inmiddels weten wij dat, hoewel de vijand overwonnen is, hij nog wel rond gaat als een brullende leeuw. Wees je er van bewust dat je in de naam van Jezus overwinning mag uitspreken als de boze ons aanvalt, soms met mensen als instrument.
Want de boze, de tegenstander, inspireert en manipuleert mensen. David ziet dat en zegt: bevrijd mijn ziel met Uw zwaard van de goddeloze, 14. bevrijd mij met Uw hand van de mannen, HEERE, van de mannen van de wereld, die hun deel hebben in dít leven.
Klein detail: zie je het accent op het woordje dit? In de Herziene Staten Vertaling staat er een accent op het woordje dit. In Het Boek staat: die mannen van deze wereld, die buiten dit leven niets meer verwachten. De NBV21 spreekt over ‘leven voor kortstondig gewin.’
Soms lijkt het of de mensen in de wereld het voor elkaar hebben. De mensen in de wereld die in DIT leven hun deel hebben.
Dat zegt mij twee dingen. Er is nog een ander leven dat gaat komen. Maar ook: krijgen zij hun deel in dát leven? Ook zij zullen ooit voor de rechterstoel van God staan, net als wij, en wat zal het oordeel over hun leven zijn?

Psalm 17 brengt ons bij wat ook in Efeziërs 6 staat. We hebben niet te strijden tegen vlees en bloed, maar tegen machten, overheden en wereldbeheersers in de hemelse gebieden.

Mensen kunnen mensen erg kwetsen en verschrikkelijke dingen doen. Misbruik, incest, verkrachting, verwaarlozing, nalatigheid en hebzucht of nog ergere dingen, waardoor mensen schade toebrengen aan mensen.

De vraag is wat je er mee doet. Hoe ga je om met mensen die je een groot onrecht aandoen of hebben aangedaan?

De eerste les is: je hoeft niet te vergelden. God zegt in de Bijbel, mij komt de wrake toe. Het staat in Deuteronomium en het wordt herhaald in Romeinen en in Hebreeën. Laat het aan God over. Breng het bij hem en laat het los. Dat is wat David doet in het laatste vers.
Misschien zeg je: maar je weet niet hoe erg het is wat mensen mij hebben aangedaan! Ik wil naar je luisteren. Ik wil met je meehuilen. Ik wil een arm om je schouders slaan. Maar ik heb maar 1 boodschap: vergeef, laat los en laat het aan de Heer over. Hij zal rechtvaardig oordelen. Als je dat niet doet ontstaat een bolwerk in je denken, waar je niet vanaf komt zonder God. Het zal je blokkeren te leven en het zal een blokkade in je functioneren zijn.
We zeggen wel eens: ik heb wel vergeven, maar vergeten kan ik niet.
Ik denk dat dit niet de juiste houding is die God van je vraagt.
Psalm 103:12 zegt: Zo ver het oosten is van het westen, zo ver heeft Hij onze overtredingen van ons gedaan. Dat is Gods’ manier van vergeven.
Hij zegt niet: ik  vergeet niet. Niet vergeten is dichtbij houden en dat is totaal iets anders dan de afstand tussen het oosten en het westen. Niet vergeten is een muur bouwen die een bolwerk wordt.
En weet je wat helemaal ingewikkeld is? Zowel het slachtoffer als de dader kunnen bij Jezus terecht. En allebei moeten ze het overgeven aan Jezus.

De tweede les die ik zie en die daarbij misschien juist helpt is dit: wat is je perspectief? De Psalm eindigt met deze zin in vers 15:
Ik echter zal in gerechtigheid Uw aangezicht aanschouwen; ik zal, wanneer ik ontwaak, verzadigd worden met Uw beeld.

Wat is je perspectief, wat is je beeld, wat is je uitgangspunt.
David zegt ‘Ik echter’ als tegenstelling tot de goddelozen. Ik echter heb een ander uitgangspunt en een ander beeld. Ik ben anders dan de mensen in de wereld die God niet kennen. David zegt: Ik wil mijn kinderen een andere erfenis meegeven dan de mensen in de wereld. Als jij in bitterheid strandt straalt dit af op je kinderen, die het weer zullen meegeven aan hun kinderen.

Als ik ontwaak, dan word ik verzadigd met uw beeld.
Ik zie op U, Heer, U bent mijn hoop, U bent mijn leven, U bent mijn verwachting. Ik vind dat een prachtig motto: ik zal, wanneer ik ontwaak, verzadigd worden met Uw beeld. Mijn perspectief is dat ik zie op U en op wat U in mijn leven wilt doen Heer! (Gerdo)